Favoriete muziek van Arda

Mondharmonica is voor mij een instrument dat door merg en been kan gaan. De eerste tonen van The River (Bruce Spingsteen), aarzelend en een beetje slepend, ontroeren me mateloos. Maar het is vooral de tekst, die me een wereld binnentrekt:

I come from down in the valley/Where mister, when you’re young/They bring you up to do/Like your daddy done… 

Welke wereld is dit? Het is niet mijn wereld, want het is van lang geleden, van het Amerikaanse platteland, van blue collar. Maar het is onontkoombaar. Want je voelt het noodlot naderen, met rasse schreden.

Me and Mary, we met in high school/When she was just seventeen/We’d drive out of this valley/Down to where the fields were green/We’d go down to the river/And into the river we’d dive/Oh, down to the river we’d ride…

Eventjes mag je ademhalen, want er is ontsnapping mogelijk. Maar dat duurt maar heel even. Huiver:

Then I got Mary pregnant/ And man, that was all she wrote/And for my nineteenth birthday I got a Union Card and a wedding coat…

Het net sluit zich. Lagen eerder alle wegen nog open, nu is er nog maar een route mogelijk. Bitterheid vreet zich naar binnen.

We went down to the court house/And the judge put it all to rest/No wedding smiles, no walk down the aisle/No flowers, no wedding dress…

Foto: Dan a Cardoza – unsplash.com

Maar, opnieuw, is er ontsnapping, een beetje vrijheid misschien, jong zijn, de liefde beleven:

That night we went down to the river/And into the river we’d dive/ Oh, down to the river we did ride…

Na dit refrein jankt de mondharmonica. Mij snijdt het inmiddels door de ziel. Waarom eigenlijk? Ik denk dat ik, zoals misschien de meesten van ons, uit een minder benauwende wereld afkomstig ben. En toch. Met al mijn vrijheid, al mijn mogelijkheden en al mijn geloof in vrije wil, ben ik toch op een bepaald spoor beland. En dan is er geen weg terug meer. Dan rijgen de jaren zich aaneen en ineens blijk je van middelbare leeftijd te zijn. En die mondharmonica, die jankt maar door.

I got a job working construction for the Johnstown Company/But lately there ain’t been much work on account of the economy/Now all them things that seemed so important/Well mister, they vanished right into the air/Now I just act like I don’t remember, Mary acts like she don’t care…

Is het niet zo dat we allemaal een beetje vermalen worden? Lamgeslagen door de gebeurtenissen, door onze kiezen-op-elkaar, door alle keren dat we in de steek gelaten zijn, door achteloosheid, door botte pech. Maar we blijven dromen, hunkeren:

But I remember us driving in my brother’s car/Her body tan and wet down at the reservoir/At night on them banks I’d lie awake/And pull her close just to feel each breath she’d take…

Nu is de vraag of dat verlangen, dat gesymboliseerd wordt door de rivier (een uitgestrekte vlakte van zwart water, klotsend aan de randen, jagende wolken weerspiegeld in het oppervlak), iets moois is, om te koesteren, of dat het ons beetje bij beetje uitholt.

Now those memories come back to haunt me/They haunt me like a curse/Is a dream a lie if it don’t come true/Or is it something worse/That sends me down to the river though I know the river is dry/That sends me down to the river tonight/Down to the river, my baby and I/Oh, down to the river we ride…

Hiermee eindigt het nummer. Is het verdrietig? Ja. Is het hoopvol? Nauwelijks. Het is een simpel liefdesverhaal, maar het toont het leven in al zijn pracht en gruwel. Universeel en tijdloos, wat mij betreft.

Er is ook een blog met de favoriete muziek van andere Letsleden.